Zaterdag 2 mei – zon, zee, en ... mango's

2 mei 2015 - Paramaribo, Suriname

“U kunt happen, hoor” zijn de verlossende woorden van de gasvrouw, zuster Castillion. In mijn handen heb ik een mango, (Manye in het Surinaams) en ik ben er al trots op dat ik hem heb kunnen schillen zonder hem uit mijn handen te laten vallen, want het is een vochtig en glibberig ding. Maar nu zat ik met een gepelde Mango in mijn handen te bedenken; ‘hoe nu verder?’. Ik bedenk me (veel te laat, dus) dat ik veel beter de mango eerst door het midden had moeten snijden zodat ik de pit kon verwijderen, maar dat gaat simpelweg niet meer, al probeer ik het wel, en de zuster ziet dit. Dus maar ‘gewoon happen’ wat eigenlijk een heel plezierige bezigheid is, ware het niet dat al die draadjes tussen je tanden gaan zitten. “Bij andere mango’s is dat veel erger”  zegt de broeder, en terwijl ik mij afvraag “hoe dan?” legt hij uit dat deze soort ‘roodborstje’ genoemd wordt, en als u hem zou kunnen zien, dan begrijpt u dat. Het is niet alleen bij de ontbijttafel dat ik word getrakteerd op lokale lekkernijen, ook de lunch is zeer bijzonder. De broeder heeft er werk van gemaakt en voor mij ‘heri, heri’ gemaakt: een samengesteld gerecht van zoete aardappel, zoute vis, kouseband, cassave, en banaan (ik leer in het proces dat wat Hollanders ‘banaan’ noemen; de zoete banaan die je uit de hand kunt eten, hier ‘bakoven’ wordt genoemd en de ‘banaan’ juist wordt gebakken, dat dit mij vreemd in de oren klinkt brengt alleen een glimlach op het gezicht van de broeder, verder niet)

Ik ga overigens voorbij aan mijn voorspelling van gisteren, over het wakker worden. Wat in de weg zat vanmorgen, was een parmantig beest met witte veren en een rode kam; een haan die geen klok kan kijken – al vanaf vier uur ’s morgens was ‘ie aan de gang, en naar het klonk, precies direct onder mijn raam. De broeder zegt het op een vriendelijke manier: “deze haan neemt zijn taak bijzonder serieus”.

Wat later die ochtend gebeurt het voor het eerst dat ik in Suriname zilte lucht ruik, en het doet me denken aan de kust in Nederland – zout water is zout water. Coronie ligt niet ver van de zee, en de broeder neemt mij en zijn vrouw op een uitje naar een bijzonder project: een dam van 14 kilometer lang, langs de kust. De dam is ter bescherming van de Coronianen, en ook om een stuk natuurbehoud serieus te nemen. In het stuk mangrovebos wonen ongestoord veel soorten dieren en dat wil men zo houden. We worden rondgeleid door een wat schuchtere jongen met een grote Rasta-bol op zijn hoofd. Hij vertelt wat dingen over de dam, en hoe ver men nu is. Bij het afscheid vertelt mijn gastheer nog even terloops dat ik een voorganger ben uit Utrecht, Nederland. De man kijkt me ineens serieus aan, en zegt met een door ernst benadrukte glimlach: “U doet goed werk”. Het brengt me even van mijn stuk, maar ik wens hem hartelijk Gods zegen toe en hij bedankt me.

“Doet u de groeten aan uw vrouw, ook al ken ik haar niet, en ook aan de hele gemeente in Utrecht, van ons allemaal!” Het zijn de woorden van een zuster die we tegenkomen in de Pniëlgemeente in Wageningen. En het valt op dat juist in deze gemeente door meerdere mensen deze groeten worden meegegeven. De groeten zijn bij deze overgebracht! We bezoeken ook de andere EBG-gemeente in Wageningen, de ‘Tirta Haradja’ gemeente, een Javaanse gemeente (de andere is een Creoolse) wat ‘levend water’ betekent, zo legt een zuster die ons rondleidt uit. Ziet u de foto’s van de kerken.

De avond heb heeft een bijzondere beleving voor ons in petto. Het is zaterdagavond, dus we bezoeken de zangdienst, die hier in Coronie om half acht start. Er zijn hier drie kerken, maar vanwege verminderd kerkbezoek, is er op één tijd, altijd maar één dienst, in één van de drie kerken, en dan bij toerbeurt, vanavond is de zangdienst in Totness. We zitten in de dienst waar een klein groepje gemeenteleden, ongeveer 10, aanwezig is. We zingen zonder versterking, wat aarzelend en niet altijd even zuiver of op ritme, maar we zingen, uit de bekende feestbundel. Halverwege de dienst, hoor ik, door de open ramen, zeer duidelijk versterkt geluid. Mijn eerste gedachte is een feestje ergens, maar het blijkt een bijeenkomst te zijn van een pinkstergemeente. Met regelmaat horen we, tussen de liederen door, de luide tonen en stemmen van deze bijeenkomst. En onwillekeurig stel ik mij de vraag: doen we dan iets fout? Wedden we op het verkeerde paard (om het maar even op een ‘wereldse’ manier te zeggen) Als er weinig mensen zijn, moeten we dan de deur maar sluiten en de laatste het licht uitdoen en ons bij de evangelicalen aansluiten, omdat zij wél succes hebben? Na de dienst rijden we nog even langs deze bijeenkomst, die buiten is. En inderdaad, het is druk, er zijn veel jongeren. Toch is het de vraag of ze daar zijn vanwege dít evenement, of omdat er simpelweg iets gebeurt.

En dan realiseer ik het me: meten we ons succes af aan het aantal mensen, aan de hoeveelheid geld die wordt gegeven, aan de energie die er wordt gestoken in een bijeenkomst. Of is het iets anders dat voor ons voorop staat? Want als we al die dingen zouden laten gelden, zijn we wel heel resultaatgericht bezig, bijna op een wereldse manier. Dan laten we ons verleiden om naar succes in de kerk te kijken met dezelfde ogen als naar succes in de wereld. En dan zijn we toch echt verkeerd bezig, denk ik. Een geslaagde kerkdienst is niet een dienst waar veel mensen zijn, maar waar God wordt beleden én aanbeden. Succes in de kerk is niet genoeg geld in de collectezakken, maar een onbaatzuchtige daad (laat uw rechterhand niet weten wat uw linkerhand doet) succes in de kerk is niet af te meten aan de betrokkenheid van de mensen bij het kerkgebouw, bij de organisatie, maar bij God, en bij elkaar. Een kerk is geen kerk als ze zich niet voortdurend afvraagt of ze wel bezig is met het koninkrijk van God. En dat het koninkrijk van God op verschillende manieren wordt beleden en beleefd, weten we, en ik weet ook dat ik het liefst de manier van de EBG heb.

Foto’s