Vrijdag 1 mei – onderweg naar Coronie

1 mei 2015 - Paramaribo, Suriname

Fel licht verderop, twee hele kleine, een beetje gele lichtjes direct voor ons, in het pikkedonker. ‘Klabang’, en nog een keer ‘kledeng’. Dat gebeurt in minder tijd dan u nodig hebt om dit te lezen. En dan pas realiseren we wat er gebeurd is: het was een Awara (een kruising tussen een muskusrat, een groot konijn en een boskat?), vlak voor de auto. We werden verblind door een tegemoetkomende auto, en we stoorden ons er alledrie aan – “de a-socialiteit, je ziet toch dat er een tegenligger aankomt. Dan dim je je licht, toch?” En terwijl we ons eraan ergeren, is het gebeurd, de broeder die de auto bestuurt, en ik als bijrijder zien het beestje in een fractie van een seconde. Zijn vrouw vraagt nog “wat was dat?” Maar het is al veel te laat, het kwaad is geschied. De weg is te donker, het beestje had geen schijn van kans, was verlamd door het licht. Maar er was ook geen enkele mogelijkheid van uitwijken of iets wat erop leek, niet alleen vanwege de voorganger op de andere weghelft (en de wegen zijn hier best smal hier in Coronie en dus onverlicht) maar ook vanwege de fractie van een seconde waarin het gebeurd is, de hersenen werken simpelweg niet zo snel.

En wat doe je, dan? Je gaat terug. Een stuk verderop keert de broeder de auto en we keren terug op onze schreden. Rustig rijden, uitkijken op de weg voor ons, samen zoeken naar het arme diertje dat ergens moet liggen, dood, of tenminste halfdood, want die klap, dat kan haast niet anders. En we kijken, zoeken, met zijn drieën, kijken en zoeken, gaan steeds langzamer rijden, en we komen weer terug waar we vandaan kwamen, en geen beestje, half dood, of dood, nee, helemaal geen beestje: en we realiseren het ons: hij heeft het overleefd. Zo’n mormeltje (vergist u zich niet, als ‘ie de kans krijgt valt hij de kippen aan van de bewoners, of sluipt hij huizen in op zoek naar eten) is toch een heel stuk veerkrachtiger dan je zou denken! Toch wel opgelucht vervolgen we de weg naar huis.

Het gebeurt tijdens een rondje Coronie, het is dan al donker. Maar we zijn nog wel bij licht aangekomen, en er stond een welkomstcomité tussen de kerk en de pastorie van de Salemkerk, één van de drie kerken van Coronie. Terwijl we buiten staan te praten zie ik de anderen af en toe een klap op de arm geven, of in de nek, op een onbedekt stukje lichaam, in ieder geval, en ik denk: “ah, dat zijn dus de muggen”, en direct daarop voel ik ook een prik, maar dan door mijn broek heen. Toch, verder valt het nog wel mee, en de zuster zegt mij dan ook: “het is veel erger als het regent” Dat valt tegen, want het was juist de regen in Suriname waar ik wel happy mee was. Sowieso valt me op dat de gevoelstemperatuur veel sneller schommelt dan in de stad, als de zon er is, is het warm, en wil je in de schaduw en in de wind. Maar als de zon even weg is, is het veel minder warm, aangenaam eigenlijk. En ook nu, ’s avonds, koelt het veel meer af dan in de stad. Verbaasde ik me in Paramaribo over een klein salamandertje, in de paar uur dat ik hier ben heb ik er vier gezien (en niet zo klein) en ook een kikker, allemaal in het huis. Sowieso waren er bij binnenkomst een aantal wespen die er vervaarlijk uitzagen, en natuurlijk precies in de gastenkamer. Maar met een klamboe en DEET, komt  het allemaal vast goed. Even later vertelt de broeder mij een verhaal over hoe hij eens een slang binnen heeft gevonden toen hij terug kwam van een trip naar de stad. Het is toch een goede 2,5 à 3 uur reizen. We komen langs de Saramaccarivier en de Coppenamerivier. Een weg die minder gaten heeft dan die van afgelopen zondag, maar misschien ben ik er ook gewoon meer aan gewend.

De eerste kennismaking met Coronie is in het donker, de broeder rijdt me in zijn auto rond, en ik verbaas me erover hoe klein het eigenlijk allemaal is; “het is dan ook het kleinste district” zegt broeder Castillion, de collega bij wie ik deze dagen te gast ben. Er zijn maar ongeveer 2000 inwoners, en 900 stemgerechtigden, zo licht hij het kiessysteem toe. Dat betekent dus dat iets meer dan de helft van de inwoners onder 18 jaar is! En dat zien we ook als we rondrijden, veel jongeren die bij elkaar hangen, ‘socializen’. We rijden langs de huisvestingsprojecten die aan de rand van het stadje staan. En het is voor het eerst dat ik in Suriname huizen zie die op elkaar lijken. Huizen die geplaatst zijn voor mensen met een laag inkomen, om het toch mogelijk te maken om een eigen huis te bezitten, want het werkt via een systeem dat het beste te omschrijven is als ‘huurkoop’.

Niet alleen het weer en de beestjes, ook de geluiden en geuren zijn anders. Op verschillende plekken zie ik deze avond vuur branden en de broeder legt uit dat het afval verbrand wordt. Ook zijn hier auto’s met geluidsinstallatie, maar minder en minder luid (of, u raadt het al; wellicht ben ik er al aan gewend) en af en toe komt er een vrachtwagen langsrijden. Het wakker worden hier zal vast zo zijn als mij door een aantal van u werd omschreven: “je hoort de vogeltjes fluiten, voelt de zond door het raam naar binnenschijnen, en wordt wakker met een glimlach. We zullen morgen zien.

Foto’s