Donderdag 30 april – barbecuegesprekken

30 april 2015 - Paramaribo, Suriname

‘In Suriname leer je te wachten’ schiet me te binnen vanavond, als ik al een half uur wacht op de broeder die me komt ophalen. Wachten is een kunst, dat durf ik als Hollander wel te zeggen, want wachten doen we niet graag. En de kunst zit hem natuurlijk daar in dat je je niet opwindt. Niet druk maakt als iemand even wat later (lees dus: een half uur tot drie kwartier) is. Je leert van de tijd gebruik te maken, door een praatje te maken, iets te lezen, een rondje te lopen. Of gewoon niets doen. Want in een vol dagprogramma is even een moment niets doen, toch ook echt gebruik maken van de tijd. Maar vooral dus niet opwinden en niet gaan bellen of de afspraak wel goed is gemaakt, of het allemaal wel in orde is, maar rustig wachten. Dat dacht ik, vanavond, toen ik moest wachten. Maar, wat blijkt, deze gedachte is in dit geval helemaal onjuist. Want na drie kwartier belt de broeder mij op: ”U zou toch komen lopen, broeder?” Maar het misverstand is snel verholpen en even late sta ik op het binnenplaatsje bij het jongensinternaat Soendar Singh.

Ik schrijf ‘jongensinternaat’, maar dat klopt niet, want de bewoners, een goede dertig in totaal, zijn allemaal volwassen van in de twintig jaar oud. Zeer uiteenlopend in hun dagbesteding, maar redelijk eenduidig is hun afkomst, het zijn bijna allemaal Hindoestaanse jongens uit Nickerie. Zij die er deze avond zijn, gaan pas morgen voor het weekend naar huis, een goede vier uur rijden vertelt één van hen mij. En zo spreek ik met een student recht, die me vertelt dat ze les krijgen van bekende docenten uit Nederland en België, hij schrijft zijn eindpaper over de toewijzing en onteigening van grond in Suriname, iets waar ook in de huidige politiek veel om te doen is, want de huidige regeling werkt vriendjespolitiek in de hand, zo legt hij uit. Hij is geen fan van de huidige regering, en steekt dat niet onder stoelen of banken. Ik spreek met een kersverse politieagent van vier maanden. Die mij vertelt dat het niet zomaar aan alle agenten toevertrouwd is op de fiets te rijden, het is een specifieke eenheid die de zwarte moutainbikes bestuurt waar ik vorige week over schreef. Ik vertel hem hoe het er in Nederland aan toegaat. Ik spreek, zij het met wat moeite, met een jongen die beveiligingsinstallaties monteert. Hij is wat verlegen en spreekt moeilijk, maar zodra ik hem meer over zijn werk vraag (en vertel dat ik ook ooit een tijd beveiligingsproducten heb verkocht – jawel, het is alweer even geleden, maar ik mocht een winkel bemannen waar we ‘veiligheid verkochten’, d.w.z.: sloten, kluizen en aanverwanten die in ieder geval een gevoel van veiligheid geven) begint hij te vertellen, en zie ik dat hij het graag doet.

Ik spreek met een leraar biologie. Die me twee zeer verontrustende bedragen noemt. Het eerste is zijn salaris: netto ontvangt hij 1800 SRD (bijna 500 euro) per maand voor een fulltime job waar een HBO opleiding voor vereist is. (ik zal u niet ongeruster maken door te vertellen wat een predikant verdient) Het tweede bedrag is, zeker gezien dit eerste, nog verontrustender. Deze jongen studeert ook nog, hij probeert een Master te volgen in deeltijd, na zijn werk. Het proberen slaat op de zware taak van werken en studeren samen, niet op wil of onwil, want: voor de master-opleiding moet hij 350 USD (ja, Amerikaanse dollars!) betalen. Om appels met appels te vergelijken: omgerekend ongeveer 1125 SRD. Mijn blik vol verbazing beantwoordt hij met: “Tja, het is dat mijn ouders bijbetalen, anders zou ik het niet kunnen betalen”. Ongelofelijk. Ik spreek ook met een jongen die al heel lang in dit huis woont, en mij toevertrouwt hoe hij het geloof heeft gevonden, hoe hij ervaart dat God bij hem is elke dag, en zijn leven leiding geeft. En dat zonder dat hij enig idee heeft dat hij met een dominee spreekt, want de broeder die het instituut leidt, broeder Mohabu, heeft bewust vermeden om dat te zeggen, om zo de drempel zo laag mogelijk te houden. Waarschijnlijk vanwege verlegenheid, maar ook omdat er in dit huis niet alleen christenen, maar ook Moslims en Hindoe’s wonen. (Voor de niet-Surinamers onder u: ‘Hindoestanen’ is het begrip dat wordt gebruikt om een etniciteit aan te duiden: nakomelingen van toenmalige gastarbeiders uit India, ‘Hindoe’ wordt gebruikt als aanduiding voor de beleden religie, als ik het goed heb, zo niet, hoor ik het graag)

De barbecue ‘Surinam-style’, zoals de jongens in koor roepen, laat ik me smaken, met name het goed gekruide vlees vind ik erg lekker. Tot mijn verassing worden er ook patatjes geserveerd, dat is even geleden. Deze broeder Mahabu bestiert het internaat als een vader, een ‘oom’, zoals de jongens hem genegen noemen: hij kookt, helpt ze met praktische zaken, en heeft waar nodig een luisterend oor. Hij woont direct bij het tehuis, en ik beëindig de avond tussen zijn familie, met een goed gesprek met zijn zoon, terwijl zijn kleindochter en dochter ‘mens-erger-je-niet’ spelen, en dat rond middernacht.

Een mooie dag ten einde, en dan heb ik nog niet eens vertelt dat ik deze dag ook bij broeder Stanley Gemerts te gast mocht zijn in zijn mooie en prettig gelegen woning.

Morgen vertrek ik naar Coronie. Als het lukt, krijgt u van mij weer bericht. Gaat het helemaal niet, dan wordt het maandag pas weer. “Wan Sweet’ wrokomandei” zegt met hier: een fijne dag van de arbeid (die hier dus ook wordt gevierd, morgen)

Foto’s

1 Reactie

  1. Nell:
    2 mei 2015
    Ik weet het niet zeker, maar heb ik al verteld dat ik heel graag wil weten wat u van de rondvliegende inwoners van Coronie vond? Die gasten die zich tijdens de schemering laten gelden? Erg benieuwd hoe die ontmoeting was.