Woensdag 29 april - Konijnen en inburgering

29 april 2015 - Paramaribo, Suriname

“kiek' un' kanien”, vertelt de broeder mij en probeert zo goed mogelijk het accent na te doen. “Je moet niet zo snel praten, deze man is uit Suriname, hij verstaat je wel, als je langzaam praat”. Is het antwoord van een andere collega, destijds, uit het gesprek waar hij me deelgenoot van maakt. En zo laat de broeder mij kennismaken met zijn ‘Spakenburg-ervaring’. Nu alweer een flink aantal jaar geleden. (voor wie het ‘Spakenburgs’ ook niet machtig is, het gaat hier om een konijn waar deze broeder naar moest kijken) Twintig jaar heeft hij in Nederland gewerkt. Daarna, toen hij als één van de laatsten met de VUT mocht voordat het werd afgeschaft, is hij weer teruggegaan naar Suriname, nu ook alweer bijna 20 jaar geleden. De broeder is 79, moet u weten. En toch, hoewel hij toen heel erg heimwee had naar Suriname, nu, na al die jaren heeft hij heimwee naar Nederland, hoe gek dat sommigen van zijn vrienden ook in het oor mag klinken – “naar dat koude, natte land, je bent gek!” Heimwee hebben we altijd naar de plek waar we niet zijn, kunnen zijn, of zouden moeten zijn. Of waar we, vaak om onverklaarbare redenen, toch in ieder geval liever zijn dan hier.

Het is natuurlijk de manier van deze broeder om onder woorden te brengen hoe hij ook een cultuur-shock heeft meegemaakt, zoveel jaar geleden toen hij naar Nederland kwam, toen bleek dat ‘Nederlands’ niet altijd en overal op dezelfde manier gesproken wordt, zeker niet in de dorpen die liggen in wat wij nu de ‘Biblebelt’ noemen: Spakenburgse dames in klederdracht die het ABN net zo min machtig waren als deze broeder. Het is een ontspannen gesprek met deze broer van de jarige, de broeder voor wiens verjaardag ik zo spontaan werd uitgenodigd door onze zuster Brewster, afgelopen maandag. En direct bij het ontmoeten van deze broeder, bekruipt een gevoel mij; ik heb hem eerder gezien. En het klopt; afgelopen zondag, bij de opening van het nieuwe kerkgebouw, was hij ook aanwezig, heeft enkele woorden gezegd vanachter het spreekgestoelte als vertegenwoordiger van de stichting die het nieuwe kerkgebouw mede heeft gefinancierd, en hebben we elkaar de hand gedrukt (ik zeg het en blijf het zeggen: de wereld van de broedergemeente is klein).

En in klein gezelschap waar ik me bewust ben van het deelgenoot mogen zijn van het intieme van het vieren van een 77e verjaardag, met zes personen, op een veranda, in één van de buitenwijken van Paramaribo, realiseer ik me; het leven is goed. Er is een tafel met vis, rundvlees, aardappelsalade, kipstukjes, een varkensschotel, sla, kouseband, pom, en wat u allemaal nog meer kan bedenken is aanwezig. De gastvrouw zegt: “U eet toch wel genoeg, dominee?” en ik bedenk me hoe het in vredesnaam mogelijk is niet te veel te eten, wat ik uiteindelijk toch doe, want het is allemaal wel erg lekker. De broeder is dankbaar voor het gebed dat ik mag uitspreken, en ik op mijn beurt voor de gastvrijheid, die ik hier – zoals zovele keren eerder elders – mag genieten. Zittend op de veranda, met de wind om ons heen en uit de zon, met een glas koel kookosnootsap (Surinaams konosnootsap) in de hand is het een bijzonder aangename middag om te verblijven in het gezelschap van deze mensen.

Mijn ‘cultuurshock’ is –voor zover ik dat zelf kan beoordelen- uitgebleven. Maar dat heeft vooral ook te maken met een groot deel van u als lezers, u hebt me voorbereid op het ergste, en dan valt het meeste mee. Zo is het niet alleen het verkeer (en het toch wel bestaande respect voor voetgangers) dat meevalt, ook het eten, de warmte (al na één of twee nachten besloot ik te slapen zonder airco, omdat het verschil met de temperatuur buiten zo groot is) de drukte, het zijn allemaal zaken die het land maken tot het land dat het is. Die zogen voor de charme, de flair van dit rijke en mooie land. Er zijn wel een aantal zaken die ik nog moet leren, zoals het aanpassen van mijn tempo, dat toch nog steeds erg westers is – te snel dus. Dat merkte ik vanmorgen toen ik een afstand van toch wel een kilometer of drie wel even dacht te kunnen afleggen, ook al was het reeds half twaalf (en dus WARRUM!) en ik eigenlijk net niet genoeg tijd had.

“Ghe, geh, ghe, he.” lacht een broeder wanneer hij hoort dat ik het komende weekend in Coronie zal verblijven. “uw lach is voor mij niet echt een geruststelling, broeder” is mijn antwoord. Waarna er meer gelach volgt, uiteraard. Hij lacht omdat hij denkt aan de vele muggen/muskieten die daar zijn, zodra de schemering inzet. “Neemt u spray mee”, “nee, niet een flesje, bussen vol, twee of drie, u gaat het nodig hebben” Dat belooft wat. Toch heb ik er ook zin in. Nu ik de schoonheid van Saramacca heb gezien, ben ik benieuwd naar de andere districten. Maar ik moet daarvoor nog een dag wachten, een dag waarop ik in ieder geval te gast mag zijn in het jongensinternaat Soendar Singh, die een feestelijke barbecue houden, de avond voor een lang weekend, want vrijdag is het de dag van de arbeid, en dus een vrije dag (ook al lijken die twee te conflicteren).

2 Reacties

  1. Nell:
    1 mei 2015
    Over het goed door lopen van het inburgeringproces hoeven wij ons aan deze kant van de oceaan geen zorgen te maken.
    Wel nieuwsgierig naar de ervaringen met alle vliegende beestjes die tijdens de schemering zich manifesteren in Coronie. U zal het wel overleven.
  2. Ramon Cambridge:
    2 mei 2015
    Hahahshaha.........Ik ben erg benieuwd naar de ervaringen.