zaterdag 18 april – herkenbaar en toch wel anders

18 april 2015 - Paramaribo, Suriname

Nadat ik een grote krekel van toch wel een centimeter of vijf de kamer uitgezet heb – met moeite, hij vond het blijkbaar veel te gezellig samen, zet ik me neer om de dag te evalueren. “Het licht der wereld zijn en het zout der aarde, dat is de kern, de rest – gebouwen, financiën, dat is allemaal bijzaak” Dit is de boodschap van broeder Zamuel, de voorzitter van het Provinciaal Bestuur van de provincie Suriname (voor de niet – broedergemeentelezers: eigenlijk dé grote baas van alle broedergemeenten in Suriname en het Caraïbisch gebied. Natuurlijk, we zijn een democratische kerk, maar deze functie is er toch echt wel één van prestige, al zal broeder Zamuel de eerste zijn om dit te relativeren) Zijn boodschap op deze ochtend is een gewaagde, aan het begin van een dag voor bestuurders van de EBGS die gaat over de kerkelijke bijdragen van gemeenteleden, en hoe de kerken de financiën rond kunnen krijgen. Toch heeft hij niet ongelijk, we willen nog wel eens het geestelijke vergeten in de discussie over het aardse. We vertellen onszelf dat er een hoop randvoorwaarden zijn die we nodig hebben om gemeente te kunnen zijn, en voor we het weten zijn we alleen nog met die randvoorwaarden bezig en vergeten we de kern. Maar goed, dagen als deze zijn dagen waarop je dit kunt inhalen. Weer even met elkaar stilstaan bij waar het om draait, waar wij onze inspiratie vandaan halen.

En zo wordt op deze dag een creatief idee gelanceerd om in de diverse gevormde discussiegroepen het hoofd over te buigen. Het is het volgende: dit jaar bestaat de EBG Suriname 280 jaar. Wat nu – zo stelt het Provinciaal Bestuur voor – als we dit tot een jubeljaar uitroepen. Naar het wellicht bij u bekende gebruik in de bijbel elke vijftig jaar (dat is niet zomaar een rond jaar: het is het eerste jaar na 7 x 7 jaar) een jaar uit te roepen waarin alle rekeningen vereffend worden door kwijtschelding. U moet weten: in de Broedergemeente Suriname bestaat het systeem dat iedere plaatselijke gemeente een afdracht aan het Provinciaal bestuur doet van een bepaald bedrag per gemeentelid, waarvan dan weer de predikanten worden betaald, en ook de kosten van het Provinciaal Bestuur. Een aantal gemeenten kunnen/willen (daarover gaat de discussie óók, dat begrijpt u) dit niet betalen en hebben zo een schuld opgebouwd (van soms tienduizenden euro’s). Het idee om over te brainstormen is deze bedragen kwijt te schelden en met een schone lei te beginnen. De discussies zijn niet van de lucht: ‘maar dat is oneerlijk tegenover de gemeenten die wél betaald hebben’, ‘ja, maar we zullen het geld waarschijnlijk toch nooit zien’, ‘Het is wel een mooi gebaar’, ‘het is toch eigenlijk niet echt een jubeljaar’, enzovoorts. Het idee krijgt uiteindelijk niet voldoende weerklank onder de aanwezigen, maar verdient bij mij wel punten voor creativiteit.

Deze ‘besturendag’ is een mooie dag voor mij om een heleboel mensen in één keer te ontmoeten, waaronder bisschop Ritfeld, die de hartelijke groeten laat geven, de coördinator van het internaat wiens naam me even ontschoten is, voormalige voorzitter Pansa, van wie ik een hartelijke uitnodiging krijg, en een weerzien met ds. Lachman die ik nog ken uit mijn tijd als jeugdwerker, en een predikant uit het binnenland met wie ik een leuk gesprek heb over hoe tijd een rekbaar begrip is, zeker als je dit inspirerende werk mag doen en merkt dat er altijd iets te doen blijft. Halverwege een gesprek met een zuster pakt ze me bij de hand en zegt me: ‘we moeten leren kijken met de ogen van God, niet met aardse ogen’, en nu terugdenkend aan dat moment vraag ik me af hoe dit zich verhoudt tot deze themadag: wat zien we anders als we met Gods ogen naar de financiën van de kerk kijken, zeker ook in Utrecht? Het was een mooie dag waarvan ik wegga met een tas gevuld met indrukken, maar ook met telefoonnummers, adressen en afspraken voor de komende weken, waaronder een weekendbezoek naar Coronie.

Onderweg naar huis bedenk ik me dat ik in deze hele week nog maar één bedelaar heb gezien, eergisteren, in de drukke domineestraat, waar hij me zo indringend aankeek dat ik het niet over mn hart kon verkrijgen niets te geven. Bij gebrek aan kleingeld ben ik toen eerst een broodje gaan eten en stopte bij het naar buiten gaan 3,5 SRD (bijna precies een euro) in zijn hand. Zijn blik verraadde dat hij toch echt wel meer van me had verwacht, wellicht komt het door het nieuwe overhemd dat ik draag.... Vandaag merk ik dat ‘bedelaar’ een relatief begrip is, want op mijn weg terug, vanmiddag zie ik dezelfde man het portaal van een winkel schoonmaken met trap en bezem, blijkbaar een klusje dat hij heeft los kunnen krijgen.

’s Avonds maak ik in de Combégemeente de zangdienst mee, ook herkenbaar, met Aria’s, maar toch ook anders: met een uitgebreide Bijbellezing en een complete preek in twee delen, alles in vloeiend Sranan Tongo. De hartelijke ontvangst maakt dat ik er zin in krijg om morgen zelf in deze gemeente de dienst te leiden, en ter geruststelling wordt me ingefluisterd: 'het mag in het Nederlands, hoor'.

Morgen weer een nieuwe dag. De eerste zondag niet in Utrecht, en aan allen daar wens ik: een gezegende en inspirerende dienst, en groet broeder Olivieira hartelijk van mij!

3 Reacties

  1. Nell:
    19 april 2015
    Ha domri! Grappig hoor te lezen dat je niet veel moeite hebt met die nieuwsgierige gasten die je af en toe bezoeken op de kamer. De bijeenkomst met de verschillende bestuurders lijkt me spannend en leerzaam.

    Ik hoop dat je een hele fijne dienst hebt gehad in die mooie Combékerk.
    Wens je een mooie gezegende week toe. En kijk uit naar je verslag van belevenissen de komende week. Hartelijke groet!
  2. Ria Gesser-L:
    19 april 2015
    Een advies:"Spaar de krekels en sprinkhanen op en laat ze lekker krokant bakken!!
    Veel plezier in Coronie en geniet van de heerlijke noten.
    Gezegende week.
  3. Ricardo Creebsburg:
    20 april 2015
    Ik geniet van jou veslagen, ik kijk er gewoon naar uit, ik proef ook dat jij enorm aan het genieten ben en groot gelijk heb je ook