Maandag 11 mei – schatjes, leiderschap en roeping

11 mei 2015 - Paramaribo, Suriname

Nog even hoor... Ik blijf ervan genieten, het is dat ik het geld niet heb, anders zou ik elke rit, hoe kort ook, met een taxi doen. Want de gesprekjes zijn zo ontzettend leuk. Kijkt u naar de voorgaande dagen. En zo ook vandaag. “Ik heb nog niets van dat geld gezien, hoor!” Dat is het begin van dit gesprekje, we zijn amper weg bij de voordeur van het centraal kantoor aan de Maagdenstraat, ik zit nog maar net. Het is duidelijk dat hij het niet tegen mij heeft, maar reageert op iets dat op de radio wordt gezegd. Het gaat over een vergoeding voor ex-militairen die gevochten hebben in de oorlog in de jaren ’80. “En ik heb daarna in het onderwijs gewerkt, ik dacht, ik werk tot mijn pensioen (60 jaar in Suriname) en dan doe ik rustig aan, maar dat gaat niet, nee, dat gaat echt niet, hoor!” “Ik moet bijklussen, om te kunnen leven. Gelukkig heb ik niet zoveel schatjes, want dan gaat het niet, als je veel schatjes heb, dan willen ze allemaal dingen, kleren, en mooie dingen, tssst... Nee, gelukkig heb ik niet zoveel schatjes, anders réd je het niet  hoor, je réd het niet hoor, ...boy!...”

Bouterse is geen slechte kerel in de ogen van deze taxichauffeur, tegen Bouterse heeft hij niets, als voormalig militair. “Maar weet je wat het is” zegt hij met de intonatie van een expert, “weet je wat het is: hij heeft slechte mensen om hem heen”. Mijn vragende blik is nauwelijks nodig, want deze man deelt zijn mening maar al te graag. “Het zijn allemaal jongens aan wie hij trouw moet zijn, ze hebben voor hem gevochten in de oorlog, en hij moest ze nu goede baantjes geven. Maar zakkenvullers zijn het, allemaal, ze graaien, ze denken alleen aan zichzelf. Nee, Bouterse doet het goed, hij is van de mensen, weet je. Hij komt tussen de mensen, luistert naar ze. De mensen kennen hem, maar hij kan het niet alleen, hij heeft mensen nodig in de regering. Maar als hij andere mensen kiest, dan gaan ze zich tegen hem keren, dan gaat het echt fout.” “Nee, een goede regering is echt met Bouterse, maar met andere mensen, mensen die ook echt om het volk geven”.

Bouterse komt ook ter sprake in mijn gesprek vlak daarna, met de directrice (of zeg je gewoon directeur...) van Huize Albertine, een verzorgtehuis, zuster Codrington. Een indrukwekkende zuster, vanwege haar lange postuur, maar vooral ook vanwege haar lange staat van dienst, voornamelijk in Nederland, in de zorg. Voor deze functie is ze gevraagd, een paar maanden geleden, of ze niet tijdelijk wil zorgdragen voor de leiding. “Bouterse snapt hoe het werkt, hij laat merken dat hij om de mensen geeft (weet u nog de uitspraak van gisteren: “U hoeft niet van mij te houden, maar ik houd van u”) simpelweg door iemands naam te noemen, zelfs al is die afwezig, de naam is genoemd. Hij geeft mensen het gevoel dat ze gezien worden.” Begrijpt u mij goed, deze zuster deelt mij geen politiek programma mee. Maar ze spreekt over de inhoud, wat het betekent om leiding te geven. Om als directeur de mensen niet alleen voor een gesprek te vragen als er iets fout is. Om te benoemen wat goed is. Complimenten te geven. “Dat is iets” vult Michael Persaud aan (hij zal morgen, op de dag van de verpleging, een dienst leiden in het tehuis) “dat is iets dat veel leiders, managers en directeuren nog moeten leren: complimenten geven, positieve aansporing.

Tot de komst van Michael Persaud hebben we eigenlijk helemaal niet over het tehuis, de zorg of het leiderschap van zr. Codrington gesproken. Want deze zuster is niet enkel een manager van formaat, ze studeert ook nog eens theologie. En ze is bijna klaar. En vrij snel in het gesprek valt het woord ‘roeping’, en het thema is neergelegd. De zuster bevraagt mij over mijn roeping, hoe dat gegaan is. En ik vertel haar het verhaal, hoe ik de vraag stelde aan God, en antwoord kreeg door een opdracht,een opdracht die ik niet kón, maar ook niet wílde weigeren. Hoe Mirella mij daarin onvoorwaardelijk steunde, als vanzelfsprekend; “Als dit jouw opdracht is, jou gelukkig maakt, dan moet je het doen”. En ik vertel de zuster ook verder, dat het opmerkelijk is dat, sinds ik die zekerheid van mijn roeping heb, een heleboel dingen op hun plaats lijken te vallen. Alsof het allemaal precies zo georkestreerd is, gepland. Ik denk, dat als God je roept, en je ‘ja’ zegt, er bijzonder dingen gebeuren, ‘Waar God en mensen samenwerken, verdwijnen mensgemaakte perken’. En zuster Codrington zit hard te knikken.

Iets vergelijkbaars gebeurt later op de dag. Ik ben uitgenodigd op het kantoor van Stichting Onderwijs, en spreek daar met zuster Lydia Esser. Ook nu gaat het niet over het werk van de Stichting, of haar specifieke taak, maar over de opdracht die we als gelovigen hebben. Ook in ons werk. In dit gesprek ligt de nadruk op hoe we vaak worden beperkt in het werk. Door een beeld dat we hebben van onszelf, wat we moeten doen, wat we vinden dat we moeten kunnen. Wat anderen van ons verwachten, wat we denken dat anderen van ons verwachten. Dat we vaak onze eigen verantwoordelijkheid wel heel hoog inschatten, ten onrechte. Want het is nu juist zo bijzonder in de kerk dat het niet wij zijn die de verantwoording dragen, maar Hij. Het is uiteindelijk niet aan óns, maar aan Hem. En dat helpt, dat helpt als het langzamer gaat dan we willen, of juist sneller. Als we ons storen aan bepaalde gewoontes in de kerk, of mensen (‘onze Heer heeft vreemde kostgangers’ was vroeger een gevleugelde uitspraak die voor mij inhoudt: oordeel nooit iemand anders, het is ook een kind van God) Het is de Heer die ons samenbracht, Hij zal er ook voor zorgen dat we samen blijven.

De zuster nodigt me uit om morgen met haar mee te reizen naar Albina, helemaal in het oosten van het land, om een school te bezoeken. Ik maak dankbaar van het aanbod gebruik en maak me nu klaar om bijtijds naar bed te gaan, want het is een eind rijden.

Foto’s

1 Reactie

  1. Douwe:
    12 mei 2015
    ik ben blij met je trouwe updates! Dankjewel.